Armando (1929-2018) – Zonder titel (4 x rood) – 1963

Armando (1929-2018) – Zonder titel (4 x rood) – 1963

Armando (1929-2018) – Zonder titel (4 x rood) – 1963
Armando (1929-2018) – Zonder titel (4 x rood) – 1963

Armando (1929-2018)

Zonder titel (4 x rood) – 1963
gesigneerd, gedateerd 1963 en geannoteerd ‘res.’ verso
gelakte metalen platen op paneel
60 x 50 x 3,5 cm

Herkomst:
Collectie Fons Brasser, rechtstreeks van de kunstenaar (begin jaren 80)

‘Alles was mooi’, zo luidt een gevleugelde uitspraak van Armando, terugkijkend op de NUL beweging. Met Jan Henderikse, Henk Peeters en Jan Schoonhoven behoorde hij tot de kernleden van deze groep. Ze verklaarden de dagelijkse werkelijkheid tot kunst en distantieerden zich hiermee van het kunstwerk als subjectieve gevoelsontlading. Alles kon kunst zijn, ieder willekeurig fragment uit de dagelijkse realiteit. Daarmee werd het kunstwerk een objectieve afspiegeling van de alledaagse werkelijkheid. In 1964 schreef Armando: ‘Voor het eerst in de kunstgeschiedenis levert de kunstenaar geen commentaar op de werkelijkheid. Niet bemoraliseren. Niet parodiëren. Niet ironiseren. Niet interpreteren. Intensivering door middel van isoleren of annexeren van fragmenten uit de realiteit’. Tegenover spontaniteit, persoonlijk handschrift of gevoelsexpressie stond koelheid, objectiviteit en distantie. Daarbij toonden de NUL kunstenaars een bijzondere interesse voor niet-artistieke materialen die rechtstreeks voortkwamen uit de moderne consumptiemaatschappij en welvaartsstaat. De NUL-groep ontdekte een nieuw type schoonheid: die van het massaproduct en van de serialiteit, de herhaling, de esthetiek van kleine afwijkingen en onregelmatigheden binnen strikte eenvormigheid.

In haar boek over de NUL beweging schrijft Janneke Wesseling: ‘Het idee van de geneutraliseerde, accentloze compositie paste in dit streven naar objectiviteit, evenals het principe van de herhaling en serialiteit. Serialiteit, herhaling, de niet-hiërarchische compositie, de afkeer van symbolen en metaforen: het zijn allemaal elementen die wezenlijk zijn voor de NUL-kunst’. Duidelijk is dat de NUL groep dit gemeen heeft met Minimal Art.

Armando was eerder, voor de oprichting van de NUL-groep in 1961, betrokken bij de Nederlandse Informele Groep, die in 1958 het licht zag. Hij zette destijds als eerste de stap naar totaal monochrome schilderijen. Wesseling: ‘De monochromie was voor hem een methode om tot een zekere objectivering, depersonalisering, te komen van de intense emoties waaraan hij uitdrukking had gegeven in zijn schilderijen uit de eerste helft van de jaren vijftig (zgn. Paysages Criminels)’. Reeds in 1956 exposeerde Armando, dus nog in zijn Informele periode, een monochroom rood schilderij op een expositie van Liga Nieuw Beelden. Armando’s spijkerschilderijen uit 1959 markeren de overgang van informeel naar de meer objectmatige kunst van NUL.

Armando schreef in 1964 over de kunstenaar die geen kunstenaar meer is, doch een koel zakelijk oog. Het doel van de NUL kunstenaar was om de beleving van de alledaagse werkelijkheid te intensiveren, om de beschouwer zintuigelijk gevoeliger te maken voor de werkelijkheid, bewust worden van de schoonheid van de gewone dingen. Jan Schoonhoven schreef in 1965: ‘De Zero-kunstenaar kiest slechts, isoleert delen realiteit (materialen zowel als van de realiteit afgeleide ideeën) en toont deze op de meest neutrale manier. Het vermijden van persoonlijke gevoelens is essentieel voor Zero (…) Kortom: doel is op onpersoonlijke wijze de werkelijkheid funderen als kunst’.

De NUL werken van Armando zijn exemplarische voorbeelden: zijn bouten op een zwarte, witte of rode ondergrond, de autobanden op de wand van het Stedelijk Museum (1962) en zeker ook de platenreliëfs uit 1962-1964. In de keuze van de materialen die Armando ‘annexeerde’ uit de werkelijkheid legde hij een voorkeur aan de dag voor industriële producten en harde materialen als bouten, prikkeldraad en ijzeren platen. ‘Wat ik in die tijd mooi vond waren leegtes’, aldus Armando. ‘Grote oppervlakten met één kleur vond ik prachtig: fabrieksterreinen of kazernes, al die misselijkmakende regelmaat, griezelig ook. Zoiets heeft voor mij altijd een dubbele betekenis. Het komt omdat het Duitse leger mooi was. Het kwaad dat mooi is. Daar dacht ik altijd aan op de achtergrond. Instinctief koos ik ook harde materialen, die spraken me aan, hoorden bij me’.

Uit veel van zijn ‘anonieme objecten’ spreekt nog pathos en dramatiek, iets dat andere NUL kunstenaars volstrekt vreemd is. In zijn werk gaan anonimiteit en emotionaliteit hand in hand. Zoals uit een tekst van Armando uit 1963 naar voren komt, zag hij in de NUL kunst het Apollinische en Dionysische verenigd, een vrij persoonlijke opvatting die zeker niet door alle leden van de NUL groep werd gedeeld. ‘Net als in zijn gedichten was de presentatie misschien ongeëmotioneerd, maar de keuze van het materiaal was bijzonder geladen’, aldus generatiegenoot Frank Gribling.

In zijn kunst uit de Informele en latere NUL periode distantieerde Armando zich van picturale conventies. Vandaar zijn keuze voor onorthodoxe, niet-schilderkunstige materialen als spijkers en metaal. In 1960-1961 werkte hij met gespannen prikkeldraad en metalen bouten, met een soms dreigende uitstraling, gevolgd door gelakte en met klinknagels bevestigde metalen platen (1962-1964), die meer passen binnen de koele, zakelijke en handschriftloze NUL kunst. Zijn kleurgebruik in deze platenreliëfs was industrieel: wit, zwart, rood en blauw.

Antoon Melissen formuleert het aldus: ‘De NUL-jaren waren voor Armando een kortstondig anti-schilderkunstig intermezzo. De directheid van materialen als plaatstaal, bouten en prikkeldraad verloor rond 1965 haar aantrekkingskracht: het was routinewerk geworden en daarmee oninteressant. Bovendien, ‘NUL was te etabliert geworden’, aldus Armando in 1975, de verzakelijking stuitte tegen de borst, het werk raakte door alle aandacht ‘geseculariseerd’ en ‘verdingd’. Het koele oog van NUL, de pragmatiek van een rationeel ‘kunstproduct’, stond de persoonlijke geladenheid van Armando’s poëtica uiteindelijk toch in de weg (…) NUL was anno 1965 voor Armando voltooid verleden tijd’.

Daarbij kwam nog iets anders. NUL impliceerde het einde van de kunst. ‘Isoleren van de werkelijkheid is een daad die niet eindeloos herhaald kan worden’, zo realiseerde zich Frank Gribling. Om die reden ging Duchamp ook niet door met z’n ready mades en staakte Armando z’n beeldende activiteiten volledig tussen 1965 en 1967.

In opdracht van Armando heeft de kunstenaar Fons Brasser, met wie hij goed bevriend was, dit rode platenreliëf begin jaren 80 voorzien van een nieuwe houten achterzijde. Daarbij is het werk, eveneens in opdracht van Armando, opnieuw beschilderd in de oorspronkelijke rode verf die in 1963 door Armando was gebruikt (zgn. ‘fietsenlakrood’). Armando signeerde en dateerde het werk opnieuw, waarbij de aanduiding ‘RES’ verwijst naar de genoemde restauratie. Bekend is overigens dat Armando vaker werk aan anderen uitbesteedde. In 2014 vertelde hij dat het maakproces, het assembleren van de werken, hem nauwelijks interesseerde. ‘Ik sta nog steeds voor een raadsel, dat ik die werken heb kunnen maken, want ik ben zo onhandig als de pest (…) Wat later besteedde ik het werk wel eens uit, op het idee gebracht door Jan Schoonhoven, die voor zijn reliëfs ook gebruik maakte van assistenten’ (vraaggesprek met Armando, 22 oktober 2014). De zoon van Henk Peeters heeft regelmatig werken voor Armando gerestaureerd.

Op een foto uit april 1985 zien we Fons Brasser met Armando en diens echtgenote Tony de Meijere met dit werk aan de muur. Fons Brasser heeft Armando circa 1980 leren kennen via Hans Paalman, toentertijd directeur van het Stedelijk Museum Schiedam. Brasser reisde in juli 1983 met Armando naar Berlijn, waar hij van augustus 1983 tot en met december 1984 de verlaten stations van de S Bahn fotografeerde voor het project ‘Berlin Geisterbahn’. Dit resulteerde in een expositie en gelijknamig boek met bijdragen van Armando en Cherry Duijns. Fons Brasser en Armando zouden altijd nauw bevriend blijven.

Bronnen:
Janneke Wesselink, Alles was mooi: een geschiedenis van de Nul beweging, Amsterdam 1989
Antoon Melissen, ‘Historisch bewustzijn is de enig betrouwbare richtsnoer. Armando en het gevecht tegen de Strom der Zeit’, in: A. Melissen (red.), Armando. Tussen het weten en begrijpen, Rotterdam 2015, pp. 56-81
Frank Gribling, ‘Armando en de romantische traditie’, in: Jan G. Elburg, R.L.K. Fokkema, Peter de Ruiter (e.a.), Armando schilder-schrijver, Weesp 1985, pp. 48-61

Armando bij Fons Brasser thuis, april 1985
Armando bij Fons Brasser thuis, april 1985