de Vries, Sjoerd (1941-2020) – Rietkraag – ca. 1980

de Vries, Sjoerd (1941-2020) – Rietkraag – ca. 1980

Sjoerd de Vries (1941-2020) – Rietkraag – ca. 1980
Sjoerd de Vries (1941-2020) – Rietkraag – ca. 1980

de Vries, Sjoerd (1941-2020)

Rietkraag – ca. 1980
gemengde techniek op gelaagd karton
40 x 62,5 cm

Herkomst:
Galerie Eewal, Leeuwarden (rechtstreeks van de kunstenaar)
Collectie Thys Dykstra, Leeuwarden

Sjoerd de Vries beschouwt z’n landschappen als dichterlijke portretten. Zelf zegt hij hierover: ‘Er is geen verschil tussen de menselijke natuur of de natuur van het landschap. Beide willen doorgrond worden’. Menselijke aanwezigheid is alleen in z’n vroege werken te vinden. Beeldelementen als hekjes, sloten of bomen worden gaandeweg uit de voorstelling gefilterd, tot alleen de essentie van het landschap overblijft, culminerend in de ‘ritmische rietkragen’ die het handelsmerk van Sjoerd de Vries zijn geworden. Dit zijn landschappen op veelal liggend formaat met de horizon in het midden, omdat – aldus de kunstenaar – ‘hemel en aarde evenveel ruimte nodig hebben’.

In moeilijke periodes in zijn leven vindt Sjoerd de Vries altijd redding in de natuur, met name in ‘De Deelen’, het landschap van zijn jeugd. De eerste rietkragen schildert hij in 1975; in de zomer van dat jaar vindt hij het contact met de eigen oorsprong terug. Dat contact met zijn eigen natuur was hij in de stad kwijt geraakt. De Deelen met het manshoge riet neemt hem in zich op – als ware het de moederschoot. ‘Zodra je De Deelen in loopt, omsluit het je; het mysterie is, dat jij alles kunt zien, maar dat niemand jou kan zien’. Het is een paradox dat de afschermende werking van het riet de ruimte biedt voor verdieping, voor het tijdloze, voor het mysterie. Het riet, het landschap geeft de broodnodige grenzen aan. Die verdieping manifesteert zich in een reeks sobere landschappen waar geen mens aan te pas komt.

De lineaire rietkragen die Sjoerd de Vries begin jaren tachtig vervaardigde behoren tot de reeks ‘Lied van Verdriet’. Na een verbroken relatie, in het voorjaar van 1980, en daarop volgende depressie, zocht De Vries zijn heil in de natuur en werd zijn werk steeds witter, kaler en minimaler. De stengels zijn met een Stanleymes gekerfd in het witte karton. Sjoerd de Vries kiest hierbij voor de klassieke vorm van het drieluik, ditmaal als vlakverdeling binnen hetzelfde werk. De werken waarin wit overheerst verbeelden de ochtend. In andere versies, die de middag of avond weergeven, heeft hij lijnolie of roetzwart verwerkt.

Bronnen:
Susan van den Berg, Sjoerd de Vries – Heimwee naar de toekomst, Heerenveen-Oranjewoud 2016, pp. 61-64
Margriet Oostra, Sjoerd de Vries – Op het scherp van de snede, Gersloot 1992, pp. 22-24, 78-85