Robert Smit (1941)
Superfluous autograph
gesigneerd, gedateerd april 1974 en geannoteerd I-1 verso
inkt op papier
70 x 70 cm
Robert Smit werd in 1941 geboren in Delft. Na zijn opleiding als instrumentmaker aan de Technische School in Delft (1954-1957) komt hij in contact met de kunstwereld. Hij raakt nauw bevriend met Jan Schoonhoven en gaat, mede op diens aanraden, sieraden ontwerpen. Smit volgt een opleiding aan de Staatliche Kunst und Werkschüle in Pforzheim, waar hij in 1966 cum laude afstudeert. In de jaren 70 legde hij zich toe op beeldend werk – foto’s, tekeningen, objecten – dat conceptueel is en aansluit bij de ideeën van de Zero beweging.
Karel Schampers beschrijft hoe Smits tekeningen van voor 1980 in het teken staan van diens ‘onderzoek naar het gedrag van de tekenhandeling als zodanig met als uitgangspunt het willen aantonen van de onzelfstandigheid van het tekenen’. Zijn tekeningen van na die datum zijn minder onderzoekend en minder systematisch (cat. Wat Amsterdam betreft, Stedelijk Museum Amsterdam, 1985, pp. 196-197)
Robert Smit exposeerde in 1970 in Stedelijk Museum het Prinsenhof in Delft, 1971 in Museum Fodor en in 1973 bij Galerie Swart in Amsterdam. Eind jaren 70 was zijn werk geregeld te zien bij Galerie Orez Mobiel in Den Haag. Vanaf 1980 exposeerde hij enkele malen in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Robert Smit is opgenomen in het overzichtswerk van Museumjournaal over moderne kunst in de jaren tachtig, De Hermetische Machine. Nieuwe kunst in Nederland, voorjaar 1986, p. 71.
Robert Smit maakte dit kunstwerk samen met de conceptuele kunstenaar, beeldhouwer en fotograaf Philip van Pieterson (1946). Volgens Smit was hun steeds herhaalde handtekening een impliciete kritiek op het belang van namen in de kunst (mededeling van de kunstenaar, 17 november 2018). Tegelijk levert het een visueel sterk beeld op dat naadloos aansluit bij de toenmalige aandacht voor seriële ordening in de kunst.