Koningsbruggen, Rob van (1948), Zonder titel – 1985/1986

Koningsbruggen, Rob van (1948), Zonder titel – 1985/1986


Rob van Koningsbruggen (1948) Zonder titel – 1985/1986

Rob van Koningsbruggen (1948)

Zonder titel – 1985/1986
gesigneerd en gedateerd 1985-86 verso
olieverf op doek
45 x 45 cm

Herkomst:

Galerie Van Krimpen, Amsterdam, 1986
Collectie Martijn en Jeanette Sanders, Amsterdam

Expositie:

Amsterdam, KunstRAI, Galerie van Krimpen, 1986
Rotterdam, Museum Boijmans van Beuningen, Rob van Koningsbruggen: schilderijen en tekeningen 1979-1987, 18 april – 8 juni 1987, no. 41

Literatuur:

Wim Crouwel, Erik Beenker, Rob van Koningsbruggen. Schilderijen en tekeningen / Paintings and drawings, Rotterdam (Museum Boijmans-van Beuningen) 1987, p. 36, no. 41 (daar als herkomst: ‘coll. Sanders, Amsterdam’)

Rob van Koningsbruggen behoorde in de jaren 70 tot de voorvechters van de fundamentele schilderkunst in Nederland. Meest iconisch zijn de ‘geschoven schilderijen’, waarbij hij twee met kleuren ingesmeerde doeken – aanvankelijk alleen zwart en wit, later ook primaire kleuren – over elkaar heen schuift, zodat de kleuren vermengen. Het ging hem hierbij primair om het idee van het schuiven en het ‘onpersoonlijke’ van het proces van het maken van een schilderij. Kunst dus die zichzelf maakte, waarbij de kunstenaar zijn eigen geest zoveel mogelijk uitschakelde. Anders gezegd: met zijn geest bestreed hij zijn eigen geest.

Ofschoon hij succesvol was met zijn schuif schilderijen, raakte hij eind jaren 70, zoals hij dat zelf formuleerde, ‘erop uitgekeken’. Na deze impasse hervond hij zichzelf door terug te gaan naar de basis: kleuronderzoek. Hij ging zich bezig houden met de kleur zwart, die hij – op het spoor gezet door enkele oudere schuif doeken – op een haast alchemistische manier samenstelde uit de kleuren blauw, rood en geel. Ook raakte hij gefascineerd door de kleurencirkel. In een interview zegt de schilder: ‘Er zijn negen basiskleuren die we namen geven. Dat zijn geel, rood en blauw, oranje, paars en groen en wit, zwart en bruin. Wat mij interesseert is wat er tussen die kleuren in gebeurt. De tussenkleuren (…) ik ben bezig met kleuren die je niet kunt benoemen. Dat fascineert me, hoe je door allerlei combinaties te maken kleuren krijgt die zich steeds verder … aan het begrip onttrekken’. Om goede schilderijen te maken, moest hij iets bij elkaar weten te krijgen waarvan hij dacht, dat heb ik nog nooit gezien. Tegelijk zou het schilderij een natuurlijke eenheid moeten uitstralen, waarin de afzonderlijke kleuren zich oplossen. ‘Ik wil schilderijen die boven zichzelf uitstijgen, waarin kleur en vorm geen punt van overweging meer zijn’. Wat eens een onvoorspelbaar proces was in zijn schuif schilderijen, werd nu een bewuster proces: de onderlinge werking van naast elkaar geplaatste kleuren en de vermenging van elkaar overlappende kleuren. De kegelvormen die hij gebruikt herinneren aan een kleurcirkel. ‘Zijn streven is nu alle kleuren uit die cirkel in zijn werk te gebruiken, ongeacht zijn voor- of afkeur’, aldus Willem van Beek in een artikel in Kunstbeeld (1987).

Wim Crouwel organiseerde in 1987 in Museum Boijmans van Beuningen een overzicht van Van Koningsbruggens recente werk. In het voorwoord van de catalogus gaf Crouwel nadere duiding aan de jongste ontwikkelingen, na de geschoven schilderijen: ‘Rob van Koningsbruggen hanteert sinds ongeveer 1981 weer de kwast of het penseel (…) Door het nat in nat schilderen komen naast heldere, stralende kleuren dikwijls uitgesproken troebele mengkleuren voor. Opvallend vaak zijn nu cirkelvormen of cirkelsegmenten in zijn werk te zien. De cirkels en zandloperachtige vormen lijken minder abstract te zijn en wekken associaties op met kleurencirkels, Farbenkugel, diabolo’s, bontgekleurde parasols. Het werk komt intuïtief tot stand, zonder vaststaande schema’s: al schilderend ontstane kleurvlekken mogen blijven. Zijn werk gaat over schilderen met als thema: de verhoudingen, contrasten, vermengingen’.

Carel Blotkamp zag het nieuwe werk als een breuk maar tevens ook logisch vervolg op de periode van de schuif schilderijen: ‘Gedurende een vrij lange periode kwam er weinig uit zijn handen. Een uitweg uit de impasse vond hij pas toen hij er van afzag om de consequentie te zoeken in de schilderkunstige handeling, het hanteren van het gereedschap en zich in plaats daarvan geheel ging concentreren op wat bij de geschoven schilderijen al het schilderkunstig effect was geweest, de kleurmenging’.

De experimenten met kleurcirkels en ‘taartpunten’ groeiden weldra uit tot Van Koningsbruggens handelsmerk. ‘Concrete composities zijn er nog steeds niet in te herkennen’, aldus Hans den Hartog Jager in zijn boek Verf. ‘De schilderijen lijken in de eerste plaats een poging zoveel mogelijk kleurcombinaties te gebruiken zonder dat dat in willekeur of werkelijkheid ontaardt. Hemelsblauw, groen, bruin, roze, zwart, rood en geel botsen tegen elkaar, stuiteren over elkaar heen, omarmen elkaar en stoten elkaar weer af. Tegelijk zijn de kleuren zo nauwkeurig tegen of over elkaar geplaatst dat er wel degelijk een balans in opduikt, al is die moeilijk in ‘klassieke termen’ te benoemen’.

In tegenstelling tot het sobere vroegere werk, toen het schilderen ondergeschikt was aan de idee, en de uitvoering dus een formaliteit, staat nu het kijken en componeren centraal. ‘Net zo lang tot het schilderij sterk genoeg is’, aldus de kunstenaar. Doen en denken vallen nu weer samen.

De vorm van een kleurcirkel is voor Van Koningsbruggen slechts een instrument, in kleurtheorieën verdiept hij zich niet. Ook kent hij geen symbolische betekenis toe aan kleuren. Verder schildert hij graag nat in nat, zodat de verf makkelijk in elkaar vloeit. Daartoe mengt hij een beetje standolie door de verf. Dat geeft een diepe glans. De doffere plekken in een schilderij vindt de kunstenaar ook belangrijk en maken een essentieel onderdeel uit van het werk.

Geraadpleegde bronnen:

Carel Blotkamp, ‘Het schilderij dat zichzelf schildert. De modelfunctie van Rob van Koningsbruggen’, Museumjournaal, 1986, nr. 6
Willem van Beek, ‘De unieke stappen van Rob van Koningsbruggen. Overzicht in Rotterdam’, Kunstbeeld 11 (april 1987) nr. 6, pp. 25-28
Wim Crouwel, Erik Beenker, Rob van Koningsbruggen. Schilderijen en tekeningen / Paintings and drawings, Rotterdam (Museum Boijmans-van Beuningen) 1987
Hans den Hartog Jager, Verf. Hedendaagse Nederlandse schilders over hun werk, Amsterdam 2004/2011, pp. 95-106