Kamerlingh Onnes, Menso (1860-1925), Vaas met judaspenning en distels – 1889
Menso Kamerlingh Onnes (1860-1925)
Vaas met judaspenning en distels – 1889
gesigneerd en gedateerd 1889 linksonder
aquarel gehoogd met wit op papier
49,7 x 37 cm
Herkomst:
Collectie mevr. J. Nypels-Kamerlingh Onnes (1894-1993), Warmond/Den Haag
Erven van de bovengenoemde
Expositie:
Leiden, Stedelijk Museum De Lakenhal, Tentoonstelling Menso Kamerlingh Onnes, 15 december 1945 – 20 januari 1946, nr. 66
Leiden, Stedelijk Museum De Lakenhal, Floris Verster en Menso Kamerlingh Onnes. Akwarellen en tekeningen ca 1885-1900, 21 januari – 21 maart 1977, cat.nr. 37
Literatuur:
Catalogus Tentoonstelling Menso Kamerlingh Onnes, Stedelijk Museum De Lakenhal 1945, nr. 66, afbeelding 4 (‘Vaas met Judaspenning en distel’)
Catalogus Floris Verster en Menso Kamerlingh Onnes. Akwarellen en tekeningen ca 1885-1900, Stedelijk Museum De Lakenhal 1977, p. 12 (afgebeeld) en p. 21
Menso Kamerlingh Onnes had, voordat hij zich in 1882 in Leiden vestigde, al vele reizen gemaakt. Begin jaren 80 verbleef hij in München, Parijs, Wenen en vervolgens minstens een jaar op Capri en in Rome. In Wenen raakte hij zeer onder de indruk van de flonkerende bloemstukken van de society schilder Hans Makart. In zijn vroege Leidse jaren ontwikkelde Menso zich tot een grootmeester in de techniek van het aquarelleren. Z’n mooiste aquarellen vervaardigde hij in de jaren 1889-1890. De bloemstillevens uit die periode zijn vaak uitingen van stemmingen en kregen poëtische titels mee. Technisch tonen ze een hoge mate van perfectie, transparante verflagen vloeien subtiel in elkaar over. Kleur is de drager van een idee. De schone vergankelijkheid, het glorieuze versterven, het mooie doodgaan: bij Kamerlingh Onnes is dit een centraal thema. ‘Het nog éénmaal opbloeien van verwelkende pracht’, schreef Conrad Kikkert in een artikel over de kunstenaar in Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift (1909). Een criticus van de NRC sprak in april 1891 over ‘herscheppingen, transformaties van bloemen, lyrische ontboezemingen waarvan het bruisend gevoel de grenzen van het waarneembare uitwischt en doet vervloeien in een visioen’. Zeker is dat Kamerlingh Onnes de symbolistische ontwikkelingen in de jaren 90 op de voet volgde. In de titel van een van zijn werken uit die tijd, Les Fleurs du Mal, verwees hij rechtstreeks naar Baudelaire’s dichtbundel en diens ideeën omtrent synesthesie.
Deze aquarel dateert uit de periode dat Menso een atelier deelde met zijn latere zwager Floris Verster. Vanaf 1888 tot en met 1891 werkten ze gezamenlijk op het landgoed Vreewijk, pal achter het woonhuis van de familie Kamerlingh Onnes. Allebei experimenteerden ze met expressief opgezette stillevens, vol lichtspiegelingen en sterke kleuraccenten. Het heeft er alle schijn van dat de meer avontuurlijk ingestelde, mondaine Menso hierin een leidende rol heeft gespeeld en de introverte en dromerige Verster aanzette tot experiment. Het miste z’n uitwerking niet. Vanaf die tijd ging Verster werken op grotere formaten met meer gedurfde composities, sterke lichteffecten en een ruwe verftrant. Hij brak met de traditie van de Haagse School en ontwikkelde zich tot een uitgesproken colorist.
De samenwerking tussen Verster en Menso Kamerlingh Onnes duurde tot 1891, toen Menso trouwde met Kitty Tutein Nolthenius en een atelier aan huis kreeg. Een jaar later huwde Verster Menso’s oudere zus Jenny Kamerlingh Onnes (1863-1926) en trok zich terug op Groenoord, even buiten Leiden. Door een verslechterende gezondheid zou Menso na 1891 weinig belangrijke werken meer maken. Veel van zijn werk bleef in familiebezit.
De laatste eigenaresse van de aquarel, Jenneke Kamerlingh Onnes (1894-1993), is de dochter van Menso Kamerlingh Onnes. Zij trad in 1925 in het huwelijk met Leopold Nypels (1889-1969), advocaat, procureur, raadsheer en vice-president van de Hoge Raad der Nederlanden. De familie Nypels-Kamerlingh Onnes heeft diverse werken in bruikleen gegeven aan Museum de Lakenhal in Leiden, waaronder de aquarel ‘Les Fleurs du Mal’ uit 1893, een sleutelstuk in het oeuvre van de kunstenaar. Andere stukken bleven lange tijd in bezit van de familie, waaronder deze vaas met Judaspenning en distels uit 1889.
Geraadpleegde literatuur:
G.H. Marius, De Hollandsche schilderkunst in de negentiende eeuw, ’s-Gravenhage 1903, p. 427 Elsbeth R. Casteletti-Herfst, ‘Floris Verster en Menso Kamerlingh Onnes. Een artistieke ontmoeting in Leiden’, in: cat. Floris Verster en Menso Kamerlingh Onnes. Akwarellen en tekeningen ca 1885-1900, Stedelijk Museum De Lakenhal 1977, pp. 5-15
Jenneke Nypels-Kamerlingh Onnes, Jeugdherinneringen en familie verhalen, Warmond 1984
R. Bionda, C. Blotkamp (red.), De schilders van Tachtig. Nederlandse schilderkunst 1880-1895, Zwolle/Amsterdam 1991, pp. 201-204
Christiaan Vogelaar, ‘Vrienden in de kunst: Kamerlingh Onnes en Verster, Kunstschrift 39 (januari-februari 1995) 1, pp. 12-14
Christiaan Vogelaar, Floris Verster, Leiden/Oegstgeest 2003, pp. 23-27
Jenny Reynaerts, Spiegel van de werkelijkheid. Negentiende eeuwse schilderkunst in Nederland, Amsterdam 2019, p. 336