Fons Brasser (1944)
Zonder titel – 1977
gesigneerd en genummerd ‘124-3’ linksonder; gedateerd 6/77 rechtsonder
blauwe en gele inkt op papier
60 x 44 cm
In eerste instantie verwierf Fons Brasser bekendheid met zijn tekeningen, waarin maat en regelmaat een belangrijke rol spelen. De vroege tekeningen kenmerken zich door een systematische uitwerking van geometrisch vormonderzoek. Hij is gefascineerd door beeldveranderingen die tot stand komen door delen of vermenigvuldigen, samenvoegen en verplaatsen van een module. Zijn werk staat in de traditie van analytisch werkende kunstenaars zoals Ad Dekkers, Peter Struycken en Jan Schoonhoven.
Samen met onder meer Schoonhoven, die Brasser goed kende en met wie hij heeft geëxposeerd, behoort hij tot de exponenten van de ‘concrete kunst’. De uitgangspunten hiervan werden in 1930 vastgelegd door Theo van Doesburg. In diens ogen behoorde de kunst universeel te zijn. Het kunstwerk zou opgebouwd moeten zijn uit zuiver beeldende elementen, met geen andere betekenis dan zichzelf. In de praktijk leidde dit tot een anti-lyrische, geometrisch abstractie die uitgaat van vooraf ontwikkelde concepten en wiskundige formules. In de uitvoering en techniek is deze kunst helder en soms zelfs mechanisch te noemen.
In 1979 kreeg Brasser een solo tentoonstelling van zijn getekende werk in het Stedelijk Museum in Amsterdam. In de begeleidende catalogus schreef conservator Ad Petersen: ‘De aantrekkelijkheid van Fons Brassers werk bestaat daaruit dat hij op basis van een helder concept via een duidelijke uitwerking met sobere middelen tot een visueel heel subtiel eindresultaat komt’.