Anna Bonheur (1946)
Zonder titel – 2019
gesigneerd en gedateerd 2019 verso
chocolade op doek
29 x 29 cm
Anna Bonheur groeide op in Hoensbroek, in de overwegend katholieke mijnstreek. ‘In de kleine wereld waarin ik toen leefde, woonde geen Picasso, wandelde geen Paul Klee, klonk niet de trompet van Miles Davis’, aldus Bonheur. Hij moest zich met weinig tevreden stellen.
Als jong ventje tekende hij met kleurkrijt grote cirkels op de blinde muren van het ouderlijk huis. Het leegstaande kippenhok achter het huis deed dienst als atelier. Van zijn grootvader kreeg hij z’n eerste verfdoos, een kist met 12 tubes en 2 penselen. Een van de eerste dingen die hij schilderde was de moestuin. ‘De bloemkool werd groen, de bonen geel, de aardappels zwart en de veldsla rood. Meer kleuren had ik niet op het palet, maar ik vond het prachtig en spannend’, weet Bonheur nog. Z’n vader deelde dit enthousiasme niet en dacht dat z’n zoon kleurenblind was. ‘En de wereld bleef klein. Ik sloot me op in het kippenhok en ik ging wonen in mijn hoofd. De buitenwereld hield ik ver van me vandaan’. Bonheur vluchtte in z’n eigen fantasieën, z’n eigen gedachtenwereld. Hij werkte in die jaren met eenvoudige, ruwe materialen, in de geest van de informele schilderkunst. ‘Ik beperkte me tot het uitsmeren van kalk over jute zakken en toen mijn vader die zakken vond werd hij boos. De zakken waren voor de wintervoorraad van de aardappelen bestemd’.
Begin jaren 60 kreeg hij een eigen werkruimte boven een slagerij in Heerlen. Hij kreeg steun van zijn tante, die z’n artistieke ambities serieus nam en de huur betaalde. In die tijd – we schrijven 1961 – liep Bonheur provocerend door de Heerlense Saroleastraat met een wandelstok waarop een fietsbel was gemonteerd. Een non-conformistische statement dat niet bepaald werd gewaardeerd door z’n behoudzuchtige vader, die de stok in een kwade bui door midden brak. Z’n schilderijen waren eenzelfde lot beschoren. Uit puur onbegrip sloeg z’n vader ze kapot tegen de muur van het ouderlijk huis, wat een forse kras in het behang opleverde, tot woede van z’n vader.
De schilderijen van Anna Bonheur zijn – zoals hij zelf ooit verklaarde – ‘eenvoudige ideogrammen van het nihilisme’. Maar zijn werk is geenszins eenduidig. Hij bewandelt niet één weg. Soms is het de kracht van herhaling, of gebruikt hij gevonden objecten en transformeert deze. Nu eens spreken zijn schilderijen op een fluisterende toon, als zuivere poëzie, gehouden in een maagdelijk wit of diep zwart, dan weer doorkruist hij gemakkelijke esthetische genoegens door te beschadigen of te deformeren. Z’n werk daagt uit, schuurt en ontregelt. En juist daardoor wint het aan zeggingskracht.
In zijn boek Gebroken wit, maar dan iets lichter (2015) formuleert hij het als volgt: ‘Een kunstwerk mag niet te gemakkelijk zijn en te licht verteerbaar overkomen … De wetten van onbegrijpelijkheid zijn vereist … ’. Telkens op zoek naar nieuwe invalshoeken, naar andere manieren van uitdrukken, beperkt Bonheur zich niet uitsluitend tot verf en penselen, maar gebruikt hij onorthodoxe materialen zoals behang, stuc, boomtakken en zelfs chocolade.
Anna Bonheur (1946) woont en werkt in Amsterdam en exposeert geregeld bij galeries in binnen- en buitenland. Over zijn werk verschenen verschillende publicaties.
Maar als het echt niet anders kan
En de vraag: Waarom schilder ik
Blijft bestaan
Dan zal ik een vertwijfeld antwoord geven
En zeggen
Dat ik wordt gedwongen
Door mijn andere ik
Een buitenman die bij mijn voordeur staat
Hij weet precies hoe het zit
Maar ik durf hem nauwelijks iets te vragen
Bang
Dat ik ben
Om mijn eigen ik te kennen
(geciteerd uit: A. Bonheur, Pareidolia, Amsterdam 2018, p. 15)
Geraadpleegde literatuur:
– Catalogus Anna Bonheur – Lactatio, Galerie Rainer Klimczak, Viersen (Duitsland), 2009
– Frits de Coninck, Anna Bonheur, Apocrief. Het beeld hervonden, Amsterdam 2013
– Lou Meulenberg, Gebroken wit, maar dan iets lichter, Amsterdam 2015
– Frits de Coninck, Anna Bonheur (e.a.), Zwart, Amsterdam 2016
– Anna Bonheur, Pareidolia, Amsterdam 2018