Leo Gestel (1881-1941), Landarbeid aan de Leie – 1925/1926

Gestel, Leo (1881-1941), Landarbeid aan de Leie – 1925/1926

Leo Gestel – Landarbeid aan de Leie – 1925/1926
Leo Gestel (1881-1941) 

Leo Gestel (1881-1941)

Landarbeid aan de Leie – 1925/1926
gesigneerd rechtsonder met atelierstempel
gouache op papier
48,5 x 68,5 cm

Herkomst:Veiling Glerum, Den Haag, 1 juni 1992, lot 62
Particuliere collectie

Expositie:Bergen, Museum Kranenburgh, Van Zaaien tot Maaien. Een kleurrijke oogst uit de eerste helft van de vorige eeuw, juni 2007

Literatuur:Renée Smithuis, Van Zaaien tot Maaien. Een kleurrijke oogst uit de eerste helft van de vorige eeuw, Woerden 2007, pp. 40-41

In juni 1925 vertrok Gestel naar Vlaanderen waar hij gedurende twee jaar z’n intrek nam in pension Het Heylig Huyzeke in Drongen, aan de Leie nabij Gent. Door zijn contact met z’n Belgische schildersvrienden Gust. de Smet en Frits van den Berghe, die hij had leren kennen gedurende hun verblijf in de Eerste Wereldoorlog in Nederland, onderging Gestel de invloed van het Vlaamse expressionisme. De kunstcriticus J. Slagter, die Gestel goed kende, schreef over de Vlaamse jaren: ‘Het landschap en de figuur worden grooter en bewogener. Meer en meer komen als motieven de op het land werkende mensch en het dier. Bewonderaar van Bruegel, Van Gogh en Vlaamsche jongeren ziet hij den Vlaamschen boer en zijn primitieve, massieve grootheid in het zich daarbij aansluitende landschap. In een prachtig rythme bewegen de dieren zich op de weiden langs de Leie. Aardappelrooiers, ploegers en zaaiers, boeren die hun vee drijven, vrouwen, paters, driftige paarden met de welvingen hunner gespannen spieren, bonte koeien met de eendere lijnen hunner ruggen en grazende koppen, het land met zijn hoeven en dorpjes, de Leie met zijn bootjes, visschers en riet – dat alles rijst uit zijn werk op in een volkomen eigen, bevrijde verbeelding’ (J. Slagter, Leo Gestel, Den Haag 1946, pp. 15-16).

In de jaren dat Gestel werkt aan de Leie wordt de hechtheid van vorm en compositie een centraal punt in zijn werk. Er klinkt tevens de invloed in door van het kubisme, niet het dogmatische, abstracte kubisme, maar een kubistische vormentaal die is geïntegreerd in het expressionisme. Gestel noemde de tijd in Vlaanderen ‘een tijd van bezinking, van meditatie, meer en meer boven de natuur komend, componeerend’. Bij Gestel staat de hard werkende mens centraal. Hij onderhield zich graag met landarbeiders, ‘want wil je het land begrijpen, dan moet je de menschen kennen in hun primitieven staat, waarin na den Breughel-tijd in wezen niet zoo heel veel verandering is gekomen’, schreef hij eens. Gestel voelde een grote genegenheid voor de mensen en een sterke verbondenheid met het Vlaamse land. Dat spreekt uit de gouaches die hij rond 1926 maakte, werken waarin hij werkte met groot gehouden vormen, hechte composities en een gedempt koloriet. Vaak voegt de menselijke figuur zich naar de compositie. ‘Het is of de monumentale rust van het Vlaamsche landschap weldadig op hem werkt, ook de omgang met de eenvoudige menschen van het land met hun ongecompliceerde zielen. Het diepe verlangen naar het zuivere, het echte, het directe, vindt hier bevrediging’, schrijft J. Slagter.

Gedurende zijn Vlaamse jaren behield Gestel contact met zijn thuisland. Soms keerde hij even terug naar Nederland of ontving hij in Drongen zijn Nederlandse vrienden Gerrit Willem van Blaaderen, Willem van der Pluym en D.A. Klomp. Eind 1927 keerde hij definitief terug naar Nederland en ging hij tijdelijk wonen in Amsterdam, nabij de IJpolders in de buurt van Sloterdijk. Dit was de opmaat tot een terugkeer naar Bergen. Door een felle brand in zijn Bergense atelier in februari 1929 is veel van het Vlaamse werk verloren gegaan.

Geraadpleegde bronnen:
J. Slagter, Leo Gestel, Den Haag 1946
M.E.Th. Estourgie-Beijer, E. Heuves, D. Coolen, Leo Gestel. Schilder en tekenaar, Zwolle/Laren 1993, pp. 83-91
J.R. de Lorm, C. Roodenburg-Schadd, A. van Lienden, Leo Gestel 1881-1941, Bussum/Laren 2015, pp. 133-138