Windhorst, Johan (1884-1970) Berglandschap – ca. 1950

Windhorst, Johan (1884-1970) – Berglandschap

Windhorst, Johan (1884-1970) – Berglandschap
Windhorst, Johan (1884-1970) – Berglandschap – ca. 1950

Windhorst, Johan (1884-1970)

Berglandschap – ca. 1950
gesigneerd met monogram linksonder
olieverf op doek
60,5 x 80,5 cm

Herkomst:

Particuliere collectie

Johan Windhorst werd op 1 juni 1884 geboren in Schiedam, waar zijn vader een jeneverstokerij had. Samen met zijn broer nam hij dit bedrijf over, maar zijn hart lag er niet. Aanvankelijk wilde Johan Windhorst pianist worden, waarna hij zich in 1917 stortte op de schilderkunst, gesteund door de lessen van Jurriaan Zoetmulder en Frederika Broeksmit. Vooral de laatste was belangrijk en stimuleerde hem lid te worden van kunstenaarsverenigingen De Grafische en De Onafhankelijken. In deze beginperiode, tot circa 1935, schilderde Windhorst in een impressionistische trant, veelal op de reizen die hij maakte naar Zwitserland, Zuid-Frankrijk, Italië en Noord-Afrika. Door de verkoop van zijn aandeel in het familiebedrijf werd hij financieel onafhankelijk en hoefde hij niet te leven van de kunst. Schilderde hij aanvankelijk ‘plein-air’, na verloop van tijd ontstonden de meeste werken in het atelier, naar schetsen. Dit leidde tot meer abstractie, andere kleuren, een versimpeling van de vorm.

Midden jaren 30 raakte Windhorst geïnteresseerd in Oost-Aziatische schilderkunst. Vanaf dat moment zette de abstractie in zijn werk zich verder door. In de periode 1935-1950 schilderde hij z’n beste werken, abstracte composities met donkere vormen op een lichte ondergrond. Het is een geheel eigen opvatting die zich hier ontvouwt, volledig los van andere abstraherende tendensen in de schilderkunst van die jaren. Hij had ook weinig op met de abstracte schilders van het grote gebaar, zoals Cobra. Aan de kunstenares An Biesiot schrijft Windhorst: ‘Het is ontstellend te zien, hoe weinig de jongeren nog kunnen schilderen (…) Zij zien het schilderen als gebruik van materie en beseffen niet dat de verf slechts hulpmiddel is tot het doel, namelijk het vertolken van gevoelens. Zo heb ik juist andersom altijd zoveel mogelijk getracht te bereiken dat men van een schilderij niet meer aan verf denkt, doch de verf als het ware verontstoffelijkt is …’.

In april 1940 kreeg Windhorst een solo-expositie bij de gerenommeerde Kunstzaal Kleykamp in Den Haag. Het ontlokte lovende reacties, zoals de kunstcriticus van de Maasbode, die schreef ‘deze schilder heeft een interessante, bijna dromerige techniek, waardoor zijn doeken veel weg hebben van vizioenen. Terwijl zoveel schilders zich te buiten gaan aan de kleur en vaak aan de kleur alleen en bijna kleurdronken worden, dringt Windhorst haar terug’.

Ook na 1950 bleef Windhorst schilderen in een trant die associaties oproept met de Chinese schilderkunst. Daarbij ging de aandacht van Windhorst vooral uit naar schilderingen uit de Soeng-dynastie (960-1276). Windhorst verdiepte zich serieus in de Chinese kunst en was ook lid van de Vereniging van Vrienden van de Aziatische Kunst in Amsterdam. In deze periode streefde Windhorst ernaar met zo weinig mogelijk middelen tot de essentie, het wezen van de dingen, door te dringen. In deze jaren vervangt hij zijn handtekening voor een monogram met een kalligrafisch karakter. Vanaf de jaren vijftig verbleef Windhorst in Dieren, waar hij een goed contact onderhield met Theo Goedvriend, een schilder die woonde in hotel De Engel in het naburige De Steeg.

P.F. Huysens schreef in 1953 over Windhorst: ‘Niet het materiële feit van een berg in nevels, van een boom of een meer onbestemde vegetatie blijkt in zijn werk het vooropgestelde, maar een idee of geestestaal, waardoor hij zich vrijer is gaan voelen tegenover de stoffelijke verschijningsvorm en niet geremd is door toevalligheden (…)’.

Door kunstcritici wordt het werk van Windhorst vaak geassocieerd met Zenboeddhisme en mystieke stromingen. De bekende kunsthistoricus Jos W. de Gruijter vergeleek zijn werk met dat van de Engelse kunstenaar Turner. ‘Er gaat een aantrekkelijk, niet alledaagse stemming van voornamelijk rust en hoge stilte van uit’, aldus De Gruijter.

Omdat hij de inkomsten niet nodig had, verkocht Windhorst zelden schilderijen. Op de inzendingen bij de Onafhankelijken behoorden zijn inzendingen tot de duurste stukken.

Geraadpleegde bronnen:

Annette Gaalman, Hans Meijs, Johan Windhorst (1884-1970), Gemeentemuseum Helmond 1984